Vanaf de 15e eeuw is lijnperspectief gebruikt om ruimtes met figuren zo realistisch mogelijk weer te geven maar het geldt alleen als je met één oog vanuit een vast standpunt naar een echt of verzonnen uitzicht kijkt, net als door de lens van een fotocamera. Het tekenpapier is als het ware een glasplaat of venster tussen jou en de wereld.
Dit klopt niet helemaal met de manier waarop we kijken. Ten eerste bekijken onze omgeving niet met één oog vanuit een gefixeerd standpunt maar met twee ogen. Ten tweede bewegen onze ogen en hoofd meestal een beetje zonder dat we ons daar bewust van zijn.
Ten derde focussen we eerst op het ene in onze omgeving en dan op het andere, dichtbij of verder weg. We doen dat ongemerkt in fracties van seconden. Bij elke focus verschuift ons perspectief een beetje en stellen wij onze ooglenzen opnieuw scherp. Onze hersenen maken van die verschillende tijdsmomenten een totaalbeeld.
Ervaar het zelf met het volgende experimentje:
Oefening 1: bevestig een transparant A4-tje op een raam en teken met beide ogen open wat je buiten ziet, bijvoorbeeld strakke vormen zoals gebouwen. Gebruik als het kan een watervaste fineliner. Je zult merken dat lijnen voortdurend verschuiven omdat je focus voortdurend verandert. Een keurig kloppende lijnperspectieftekening zal het niet worden. Jouw tekening mag dus ook best rommelig worden.
Oefening 2: Trek je tekening over op gewoon papier met behulp van een lichtbak (of tegen een raam op een zonnige dag). Tijdens of na het overtrekken kun je jouw tekening altijd verder bewerken. Dit experiment kan leiden tot verrassende tekeningen.
Om een realistischer beeld van hoe wij onze omgeving zien te tekenen zou je dus eigenlijk die verschillende momenten/perspectieven/aanzichten in één beeld moeten samenvoegen. Dat is wat de kubisten begin 20e eeuw probeerden. Deze experimenten met totaal verschillende aanzichten kunnen verwarrend overkomen en zien er juist niet realistisch uit.