Stel je ligt lekker op een strand en kijkt naar mensen om je heen. Jouw horizon ligt vanuit dit lage standpunt op dezelfde hoogte als de onderbenen van de mensen. Hoe verder weg hoe kleiner de mensen, maar steeds weer met hun onderbenen op jouw horizon. In mijn voorbeeld gebruik ik zo eenvoudig mogelijke slaapzak-figuren uit Mensfiguur deel 1, hoofdstuk 1, niveau 1, met een beetje slagschaduw op de grond.
Oefening 1: probeer dit lage standpunt uit met twee of meer figuren, dichtbij en verder weg. Zorg bij elke figuur dat de verhouding tussen het deel onder- en boven de horizon ongeveer gelijk is. Een paar wolken die niet helemaal in het kader/frame passen (afsnijding) wekken de illusie dat de ruimte buiten het kader/frame doorgaat.
Oefening 2: deze keer sta je op een duintop en kijkt naar wandelende mensen op het strand. De mensen bevinden zich vanuit dit hoge standpunt allemaal onder jouw horizon/ooghoogte. Hoe verder weg hoe kleiner ze worden en hoe dichter ze bij de horizon komen te staan. Probeer dit hoge standpunt uit met twee of meer figuren, dichtbij en verder weg. In mijn voorbeeld wekt vooral de (afgesneden) berg links de illusie dat de ruimte buiten het kader/frame doorgaat.
Oefening 3: je ligt nu niet meer op het strand en je staat ook niet op een duintop. Je wandelt met de anderen mee. In dit geval teken je mensen (die in werkelijkheid even groot zijn als jij) met hun hoofden op dezelfde hoogte als jouw horizon/ooghoogte. Hoe verder weg, hoe kleiner en hoe dichter hun voeten bij de horizon, maar hun hoofd blijft steeds op ooghoogte. Probeer dit met twee of meer figuren, dichtbij en verder weg.