Tot slot van deze les is een aantal oefeningen om uit te kiezen:
1. Spreken en luisteren
Geef een mond en een oor allebei benen of (dieren)poten en laat de mond iets tegen het oor zeggen in een tekstballon. Schrijf eerst de tekst en teken daarna pas de tekstballon eromheen. Ook de vorm, grootte en kleur van letters kunnen iets uitbeelden: als de mond hard praat maak je de letters bijvoorbeeld dikker, als de mond fluistert juist dunner of vager. Als de mond iets aardigs zegt maak je de letters extra sierlijk. Als de mond iets lelijks zegt maak je de letters bijvoorbeeld vlekkerig of krasserig.
2. De Geurtest
laat een of meer neuzen aan iets ruiken, bijvoorbeeld een bloem of een schoorsteen. Iets dat heerlijk geurt of vreselijk stinkt. Hier nog wat voorbeelden van losse neuzen.
3. De Iris
Teken een model-oog van ca. 5 cm. breed. Vraag daarna iemand in je omgeving om voor jou te poseren. Probeer de wonderlijke kleuren van zijn/haar iris in dunne laagjes kleurpotlood in het model-oog te tekenen. Begin met de lichtste kleur. Transparante laagjes aquarelverf met een zacht penseeltje kan ook maar dan heb je speciaal aquarelpapier nodig. Ook dan werk je van licht naar donker. Laat elk laagje goed drogen voor je eroverheen schildert.
4. Een vreemde ontmoeting
Laat een oog van de zijkant iets of iemand ontmoeten, zoals het oog en de mug die iets belangrijks aan het vertellen is.