In deze les leer je handen tekenen en hoe je er van alles mee kunt verzinnen.
Oefening 1: In de volgende afbeelding laat ik je de opbouw van de hand zien. Teken elke tekening in het rijtje van links naar rechts na.
Stap 1: de pols (begin ook de volgende stappen steeds met de pols).
Stap 2: de rug van je hand en de vorm waar de vingers in passen. Let op de boogvormen. Als je je vingers tegen elkaar aan houdt zijn ze bij de vingertoppen smaller. Controleer maar bij jezelf.
Stap 3: Verdeel de ruimte voor de vingers in vieren.
Stap 4: Als laatste teken je de duim die al bij de pols begint. De duim teken je aan de buitenkant vrij recht en aan de binnenkant een beetje ronder.
Oefening 2: Teken nu een voor een het volgende rijtje handen. In tekening 1 zijn de vormen wat ronder gemaakt en staan de vingers losser van elkaar. In tekeningetje 2 zie je dezelfde hand aan de binnenkant, met de handpalm en de muis van de duim. In tekening 3 en 4 zijn de vingers gespreid.
In het volgende voorbeelden zie je aan de rode streepjes waar de pols, vingers en duim kunnen buigen. Ook de nagels zijn nu erbij getekend. Korte of lange nagels zijn altijd net iets minder breed dan de vingers zelf. Nagels liggen in hun ‘nagelbed’. Rechts een voorbeeld met lange nagels.
Oefening 3: teken de voorbeelden met de streepjes na en eventueel het voorbeeld met lange nagels.
Vingerkootjes en nagels Hand met lange nagels
Oefening 4: In de volgende afbeelding zie je een modelhand in verschillende poses. Teken enkele van deze handen na en laat ze iets doen of vasthouden. Natuurlijk mag je er van alles bij verzinnen.
Hier zie je een paar voorbeelden van verzinsels van leerlingen.
Een leerling in een examenklas vwo maakte deze knappe hand van ijzerdraad.