Onmogelijke tekenfiguren zijn figuren die onmogelijk in drie dimensies kunnen bestaan. Het is een vorm van gezichtsbedrog. Het beroemdste voorbeeld is de onmogelijke driehoek, al in 1934 getekend door de Zweedse kunstenaar Oscar Reutersvärd. Bijzonder is dat hij als kind moeite had met het schatten van afmetingen en afstanden. Pas in 1958 werd de driehoek beroemd toen deze opnieuw werd uitgevonden door de wis- en natuurkundige Roger Penrose.
Oefening: Teken van het rijtje dat je kiest alle drie de figuren. De linker figuur is vlak/geometrisch, de middelste is kloppend 3D en de rechter is … onmogelijk. Een gummetje is zeker niet overbodig.
Een apart geval is de duivels(stem)vork. Als je de drie cirkels bedekt heeft hij ineens maar twee poten. Vanwege deze dubbelzinnige vorm verscheen hij zelfs op de omslag van een komisch tijdschrift MAD. Aan de dubbele ogen van de lachende figuur zie je dat hij er ook niets van begrijpt.
De volgende tekening van een kaarsenkandelaar is gebaseerd op de duivelsvork. Als je in de onmogelijke rechterfiguur de drie kaarsvlammen bedekt heeft de kandelaar ineens maar twee poten.